Stel je voor dat we de komende jaren al onze biobased gewassen zoals maïs, de suikerbieten, algen en zeewier begraven onder een dikke laag klei en … 350 miljoen jaar wachten. Dan hebben we super effectief CO₂ afgevangen én straks een nieuwe voorraad olie.
Want precies zo ontstond de olie waar ons plastic vandaan komt: microscopisch plankton en algen die miljoenen jaren geleden naar de zeebodem zonken en onder druk en hitte langzaam veranderden in ruwe olie.
Biobased betekent dus niet automatisch duurzaam
Fossiele plastics zijn dus net zo biobased als moderne bioplastics. Het verschil zit alleen in de tijdsschaal:
– Fossiel plastic = koolstof uit een miljoenen jaren oud reservoir
– Biobased plastic = koolstof uit gewassen van gisteren
Chemisch zijn ze vrijwel identiek en beide eindigen uiteindelijk – zeker wanneer ze geverfd of verlijmd zijn – als microplastics, afvalbergen of door verbranding als CO₂.
En door fossiele grondstoffen te verbranden gaan we niet naar een “nieuwe” aarde, maar terug naar de tijd vóórdat plankton en planten CO₂ vastlegden. In dat pre-Carboon-tijdperk was het klimaat veel warmer – en voor mensen flink onaangenaam.
De oplossing ligt niet in steeds nieuwe materialen, maar in werken met wat er al is. Uitgaan van een scenario waarin er géén nieuwe spullen meer via containerschepen binnenkomen. Samen met de hele keten circulair ontwerpen – haalbaar, schaalbaar en betaalbaar – voor een extreem lange levensduur, post-consumer hergebruik én hoogwaardig recyclen op materiaalniveau.
Dit is geen circulair idealisme, maar pure businesslogica: meer rendement door hogere restwaarde.

